1. Concentreer je op je ademhaling zodat je zelf rustig blijft. Kinderen kijken naar volwassenen voor geruststelling nadat zich traumatische gebeurtenissen hebben voorgedaan. 2. Zorg dat je kind zich veilig voelt. Geef een knuffel, houd het vast of aai het over de rug.
3. Handhaaf zoveel mogelijk routines en bekende regels. Het brein zoekt naar vaste patronen, dat geeft rust temidden van chaos en verandering. Probeer regelmatig te eten en te slapen.
4. Laat kinderen spelen. Moedig ze aan om te doen wat ze leuk vinden en met anderen te spelen. Afleiding is fijn. Schrik niet als ze spelen over het trauma. Weet dat dit helpt om te verwerken. Dwing ze er niet toe. Ze voelen zelf aan wanneer ze er aan toe zijn.
5. Geef informatie over wat er is gebeurd. Dit horen van een veilige, vertrouwde volwassene geeft een samenhangend verhaal. Wees kort en eerlijk en laat kinderen vragen stellen. Ga er niet vanuit dat kinderen zich zorgen maken over dezelfde dingen als volwassenen. Bespreek jouw angst niet met je kinderen of wanneer ze in de buurt zijn. Doe dit met een partner, hulpverlener of vriend(in).
6. Kies goede tijden om te praten. Zoek naar natuurlijke openingen om een gesprek te voeren. Laat kinderen weten dat het OK is om je op elk moment te vertellen hoe ze zich voelen.
7. Voorkom blootstelling aan nieuwsberichtgeving. Kinderen die geloven dat nare gebeurtenissen tijdelijk zijn, kunnen er sneller van herstellen.
8. Begrijp dat kinderen op verschillende manieren met een trauma omgaan. Laat je kind weten dat het normaal is om boosheid, schuldgevoel en verdriet te ervaren en dingen op verschillende manieren uit te drukken - iemand kan zich bijvoorbeeld verdrietig voelen maar niet huilen.
9. Luister. Het helpt te begrijpen hoe je kind de situatie ziet en wat hem of haar verwarrend of verontrustend is. Geef geen preek - wees gewoon begripvol.
10. Help kinderen ontspannen met ademhalingsoefeningen. Bij angst ademen we oppervlakkiger; een diepe buikademhaling helpt kalmeren. Je kunt een veer of een prop katoen voor de mond van je kind houden en hem vragen ernaar te blazen, langzaam uitademend. Of je kunt zeggen: "Laten we langzaam inademen terwijl ik tot drie tel, adem dan uit terwijl ik tot drie tel." Plaats een knuffeldier of kussen op de buik van je kind terwijl hij gaat liggen en vraag hem om langzaam in en uit te ademen en kijk hoe het knuffeldier of kussen omhoog en omlaag gaat.
11. Erken wat je kind voelt. Als een kind een bezorgdheid toegeeft, antwoord dan niet: "Oh, maak je geen zorgen", omdat hij zich misschien beschaamd of bekritiseerd kan voelen. Bevestig wat je hoort: "Ja, ik zie dat je je zorgen maakt."
12. Je mag ook zeggen dat je het niet weet. "Ik weet het niet." Er is tenslotte geen antwoord dat alles goed maakt. Wat kinderen het meest nodig hebben, is iemand die ze vertrouwen om naar hun vragen te luisteren, hun gevoelens te accepteren en er voor hen te zijn.